1. Juridische informatie
  2. Het Kanaaltunnel-reglement

Het Kanaaltunnel-reglement

Eurotunnel, met de bevoegdheden die Eurotunnel als Concessiehouder is verleend door artikel 20 van de Kanaaltunnelwet (Channel Tunnel Act) 1987 en alle andere bevoegdheden die haar daartoe in staat stellen, legt hierbij het volgende reglement vast.

1. Definities

Begrippen in dit reglement:  De Wet: de Kanaaltunnelwet (Channel Tunnel Act) 1987.  Eurotunnel: het samenwerkingsverband van The Channel Tunnel Group Limited en France-Manche S.A als de concessiehouders in de zin van de Wet en, indien de context dit voor enig doel toestaat, omvat Eurotunnel alle werknemers of agenten van Eurotunnel die daartoe door haar zijn gemachtigd.  Kennisgeving: een kennisgeving of informatiebord door of namens Eurotunnel.  Doorgaande trein: een trein, anders dan een shuttletrein, die voor de toepassing van de artikelen 11 en 12 van de Wet wordt ingezet op een internationale dienst.rain, other than a shuttle train, which for the purposes of sections 11 and 12 of the Act is engaged on an international service  Aanhangwagen: elk voertuig dat is ontworpen of aangepast om door een ander te worden gesleept, waaronder een caravan.  De tunnels: de tunnels onder het Engelse Kanaal tussen Cheriton, Folkestone in Kent en Frethun in het Nauw van Calais, bestaande uit twee hoofdtunnels die ruimte bieden voor zowel wegverkeer in shuttletreinen als spoorverkeer en een bijbehorende servicetunnel.  Voertuig: een voertuig, waaronder een motorvoertuig of ander mechanisch aangedreven voertuig, een aanhangwagen, een motorfiets of fiets en elke andere vorm van vervoer, anders dan een shuttletrein en een doorgaande trein.  (2) In dit reglement  (a) hebben de uitdrukkingen "shuttletrein", "shuttledienst", "trein" en "het tunnelsysteem" dezelfde betekenis als in de Wet, en  (b) omvatten verwijzingen naar rijden, met betrekking tot een fiets, ook het fietsen en met betrekking tot elk ander voertuig, het bedienen van de aandrijvingsmiddelen.  (3) De kopjes in dit reglement dienen alleen ter referentie en hebben geen inhoudelijke betekenis.

2. Citeren van dit reglement

Dit reglement kan worden aangehaald als het Kanaaltunnelreglement (Channel Tunnel Byelaws) 1994.

3. Toepassingsgebied

Dit reglement is van toepassing in het deel van tunnelsysteem dat zich binnen het Verenigd Koninkrijk bevindt (en de omvang van de toepassing ervan omvat dienovereenkomstig elke shuttletrein en doorgaande trein terwijl deze zich in het (tunnelsysteem van het) Verenigd Koninkrijk bevindt.

4. Voertuigen

(1) Niemand mag

(a) een voertuig gevaarlijk besturen of manoeuvreren, of

(b) een voertuig besturen of manoeuvreren zonder de nodige zorg en aandacht, of zonder redelijke aandacht voor andere personen die het tunnelsysteem gebruiken.

(2) Niemand mag een voertuig besturen, plaatsen, parkeren of verlaten

(a) op een andere plaats dan die daartoe is aangewezen door een politiefunctionaris of Eurotunnel

(b) anders dan zoals voorgeschreven door Eurotunnel.

(3) Niemand mag een voertuig parkeren of verlaten of achterlaten voor een periode die de toegestane tijd overschrijdt op een plaats waar de wachttijd wordt beperkt door een kennisgeving hierover, behalve met toestemming van of zoals voorgeschreven door een politiefunctionaris of Eurotunnel.

(4) Niemand mag een voertuig gebruiken of laten gebruiken om te kamperen of anderszins te overnachten, tenzij hij daartoe toestemming heeft van Eurotunnel.

(5) Geen enkele persoon die verantwoordelijk is voor een voertuig mag het volgende veroorzaken of toestaan:

(a) de doorstroming van verkeer belemmeren of verstoren, hetzij bij een tolbetalingspunt of elders

(b) de werking van een shuttledienst vertragen of verstoren

(c) anderszins de werking van het tunnelsysteem belemmeren of verstoren

(d) gevaar veroorzaken voor personen of eigendommen.

(6) Niemand mag een voertuig gebruiken of laten gebruiken wanneer op enig moment

(a) de staat van het voertuig of een van de uitrustingen of accessoires

(b) het aantal passagiers dat erin of erop wordt vervoerd of de manier waarop ze worden vervoerd

(c) het gewicht, de plaatsing, de verdeling, de verpakking, het vastzetten of het afstellen van een lading van dien aard is dat gevaar, letsel of overlast voor personen of eigendommen wordt veroorzaakt of waarschijnlijk is.

(7) Niemand mag in enig deel van het tunnelsysteem waarin de regelgeving met betrekking tot het wegverkeer niet van toepassing is, een voertuig (laten) gebruiken of verlaten, als het niet voldoet aan:

(a) de verlichtingsvereisten

(b) de constructie- en gebruiksvoorschriften voor de remmen, stuurinrichting, banden of elektrische of verlichtingsapparatuur

(c) alle andere eisen met betrekking tot veiligheid of geschiktheid voor deelname aan het verkeer

die van toepassing zijn op dat type voertuig op een weg waarvoor de verkeerswetgeving geldt.

(8) Niemand mag een voertuig (laten) gebruiken indien de brandstof- en uitlaatsystemen, waaronder de staat en vulling van een brandstoftank, de staat van een tankdop of uitrusting voor het vervoer of gebruik van brandstof, niet te allen tijde zodanig zijn dat er geen gevaar of overlast wordt of kan worden veroorzaakt aan personen of eigendommen of indien risico op brandstoflekken bestaat. 

(9) Er mag geen voertuig de Terminal worden binnengereden dat onvoldoende brandstof of ander vermogen heeft om het tunnelsysteem te verlaten.

(10) Niemand mag, behalve onder leiding van een politiefunctionaris of Eurotunnel, een voertuig verwijderen uit enig deel van het tunnelsysteem dat pechhulp nodig heeft of ontvangt of anderszins beperkt of buiten werking is; en niemand mag, behalve met toestemming en onder leiding van een politiefunctionaris of Eurotunnel, dergelijke diensten of hulp tegen vergoeding verlenen.

(11) Niemand mag in enig deel van het tunnelsysteem een voertuig wassen, onderhoud plegen of repareren of een band of wiel van een voertuig vervangen, anders dan in een daartoe door Eurotunnel aangewezen gebied, behalve onder leiding van een politiefunctionaris of Eurotunnel.

(12) Niemand mag brandstof in een voertuig bijvullen of vloeibare brandstof in of uit een tank of andere jerrycan (laten) gieten, behalve op een plaats die daarvoor door Eurotunnel is aangewezen.

(13) Niemand mag een voertuig starten of verplaatsen terwijl het zich in een shuttletrein bevindt, tenzij Eurotunnel hiervoor toestemming heeft gegeven of hierom heeft verzocht.

5. Beperkt toegankelijke gebieden

(1) Niemand anders dan een politiefunctionaris of een persoon die daartoe door Eurotunnel is gemachtigd, mag:

(a) gebouwen of plaatsen betreden in (enig deel van) het tunnelsysteem die op dat moment niet publiek toegankelijk zijn

(b) het tunnelsysteem binnengaan of verlaten anders dan via een poort of ingang die Eurotunnel voor dat doel beschikbaar heeft gesteld

(c) een voertuig enig deel van het tunnelsysteem (laten) inrijden dat bestemd is voor de verplaatsing van of voor het onderhoud van shuttletreinen, met uitzondering van een deel dat door Eurotunnel is aangewezen voor gebruik door een dergelijk voertuig

(d) met shuttle-onderhoudsuitrusting enig deel van het tunnelsysteem (laten) binnengaan dat bestemd is voor de verplaatsing van of voor het onderhoud van shuttletreinen, met uitzondering van een deel dat door Eurotunnel is aangewezen voor gebruik door dergelijke uitrusting

(e) een weg, toewijzingsgebied, brug of platform in het tunnelsysteem gebruiken anders dan in of met een motorvoertuig

(f) een muur, hek, barrière, reling of paal beklimmen.

(2) Niemand mag kennisgevingen die de toegang tot gebouwen, wegen of andere delen van het tunnelsysteem verbiedt of beperkt, veronachtzamen, nalaten of weigeren na te leven.

6. Verstoring van Eurotunnelactiviteiten en eigendommen

(1) Behalve voor daartoe door Eurotunnel gemachtigde personen is het niemand toegestaan zich toegang te verschaffen tot of te klimmen op:

(a) een onderdeel of shuttletrein waartoe het publiek op dat moment geen toegang heeft, of

(b) een voertuig of andere uitrusting die wordt gebruikt of verstrekt voor onderhoud of reparatie van een shuttletrein, spoor, weg of andere faciliteit in of deel uitmakend van het tunnelsysteem.

(2) Behalve voor daartoe door Eurotunnel gemachtigde personen is het niemand toegestaan de werking te verstoren of verhinderen van:

(a) telefoon- of andere telecommunicatieapparatuur

(b) liften, roltrappen, transportbanden of elektrisch bediende oprijstroken

(c) schakelaars, hendels of apparaten, of

(d) andere mechanische, elektrische, elektronische of andere apparatuur of apparaten

die is bedoeld voor gebruik in of in verband met een shuttletrein of shuttledienst of de werking van een ander deel van het tunnelsysteem, behalve dat

(i) in geval van nood specifieke apparatuur of apparaten die zijn bedoeld voor gebruik in noodsituaties voor dat doel worden gebruikt in overeenstemming met de instructies die erop of ernaast worden weergegeven, en

(ii) in het geval van verwarmings-, ventilatie- of verlichtingsapparatuur of -apparatuur, bedoeld voor gebruik en bediening door passagiers op een shuttletrein, deze mag worden bediend voor het beoogde doel volgens de instructies die erop of erbij worden weergegeven.

(3) Niemand mag de werking, het onderhoud of het gebruik van enig deel van het tunnelsysteem belemmeren of verstoren.

(4) Niemand anders dan een persoon die daartoe door Eurotunnel is gemachtigd, mag:

(a) enig deel van de constructie of structuur van het tunnelsysteem of enige inventaris, installatie, inrichting, informatiebord of ander eigendom aanwezig of verstrekt voor of in verband met het tunnelsysteem verwijderen, verplaatsen of wijzigen, of

(b) een constructie of eigendom in enig deel van het tunnelsysteem maken of plaatsen.

(5) Niemand anders dan een persoon die daartoe door Eurotunnel is gemachtigd, mag:

(a) schrijven, tekenen, schilderen, snijden of een markering achterlaten op

(b) aanplakbiljetten, posters of stickers plakken op

(c) bevuiling of schade veroorzaken op

een muur, raam, deur, vloer, inventaris, installatie, inrichting of andere constructie, informatiebord, oppervlak of onderdeel van of in een shuttletrein of een ander deel van het tunnelsysteem.

7. Naleving van vereisten van politiefunctionarissen of Eurotunnel

(1) Geen enkele persoon te voet of tijdens het besturen van een voertuig mag rechtmatige aanwijzingen of instructies van een politiefunctionaris of Eurotunnel (waaronder aanwijzingen op informatieborden) veronachtzamen, nalaten of weigeren na te leven.

(2) Een persoon moet, op verzoek van een agent, zijn juiste naam en adres en het doel van zijn aanwezigheid in het tunnelsysteem aangeven.

(3) Wanneer zich een ongeval voordoet in een deel van het tunnelsysteem dat letsel aan een persoon of schade aan eigendommen veroorzaakt, moet de bestuurder van het betrokken voertuig stoppen en zijn naam en adres en die van de eigenaar, de identificatiemerken van het voertuig en de gegevens van het ongeval zo snel mogelijk en in ieder geval voordat hij het tunnelsysteem verlaat, aan Eurotunnel doorgeven.

(4) Niemand mag het tunnelsysteem betreden, als hij weet of in redelijkheid zou moeten weten dat hem door Eurotunnel is verboden het te betreden.

(5) Niemand mag een voertuig een shuttletrein of enig ander deel van het tunnelsysteem inrijden (behalve wanneer hij zich al in het tunnelsysteem bevindt, om dit veilige en ordelijk te verlaten) nadat hij op de hoogte is gesteld

(a) door een politiefunctionaris of een daartoe door Eurotunnel gemachtigde persoon, dat het voertuig naar zijn mening zodanig beladen, gebouwd, uitgerust of onderhouden is dat het voertuig verkeer kan belemmeren, personen kan verwonden of eigendommen kan beschadigen, of

(b) door een persoon die daartoe is gemachtigd, dat het voertuig naar zijn mening anderszins niet voldoet aan een door Eurotunnel gespecificeerde vereiste voor het vervoer van voertuigen van dat type. 

(6) Niemand mag langer in een shuttletrein of in enig ander deel van het tunnelsysteem blijven dan nodig is om het tunnelsysteem veilig en ordelijk te verlaten, nadat een politiefunctionaris of een daartoe door Eurotunnel gemachtigde persoon hem heeft verzocht te vertrekken.

(7) Niemand mag toestaan dat een voertuig langer in enig deel van het tunnelsysteem blijft dan nodig is om het voertuig te verwijderen onder leiding van en met middelen die volgens Eurotunnel toereikend zijn, nadat de aanwezigheid ervan is verboden of opdracht is gegeven tot de verwijdering ervan door een politiefunctionaris of een persoon die daartoe door Eurotunnel is gemachtigd.

(8) Niemand mag de goede werking of het gebruik van het tunnelsysteem of enige persoon die handelt in de uitvoering van zijn taak met betrekking tot de werking of het gebruik van het tunnelsysteem, belemmeren of verstoren.

8. Andere verboden activiteiten

(1) Er mag geen alcohol worden geconsumeerd in een shuttletrein of in enig ander deel van het tunnelsysteem, behalve binnen gebouwen met een vergunning hiervoor of in een doorgaande trein.

(2) Niemand mag dronken of anderszins onbekwaam zijn door onbehoorlijk onder invloed zijn van alcohol of drugs in enig deel van het tunnelsysteem.

(3) Niemand mag passagiers of andere personen die het tunnelsysteem gebruiken, lastigvallen of hinderen.

(4) Niemand mag

(a) zingen, dansen, schreeuwen, fluiten of een muziekinstrument bespelen

(b) een apparaat gebruiken voor het verzenden, ontvangen, opnemen, weergeven of versterken van geluid, spraak of beelden

(c) computerspellen of andere elektronische apparatuur gebruiken

 

op een zodanige wijze of in zodanige omstandigheden dat

(i) overlast voor een andere persoon wordt veroorzaakt, of

(ii) de transmissie of ontvangst van radio-, telefoon- of andere communicatie voor of in verband met de werking of het gebruik van het tunnelsysteem wordt voorkomen, verstoord, vervormd of verhinderd.

(5) Niemand mag met iets gooien dat letsel, schade, gevaar of overlast kan veroorzaken voor of aan een persoon of eigendom.

(6) Niemand mag in een shuttletrein of een ander deel van het tunnelsysteem spugen.

(7) Niemand mag afval ergens anders achterlaten dan in een daarvoor bestemde opvangbak.

(8) Niemand mag in enig deel van het tunnelsysteem de inhoud van een voertuig uitladen of schoonmaken, of iets achterlaten waarmee afval wordt (mede)veroorzaakt.

(9) Niemand anders dan een persoon die daartoe door Eurotunnel is gemachtigd, mag een ticket of vergunning verkopen, doorverkopen of ter (weder)verkoop aanbieden of verspreiden, of beweren toestemming te geven voor vervoer in een shuttletrein of voor het gebruik van een shuttledienst.

(10) Niemand mag goederen of diensten verkopen of aanbieden om te verkopen, verhuren of verspreiden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Eurotunnel.

(11) Niemand mag een bord, advertentie, folder of ander gedrukt of geschreven materiaal plaatsen, verspreiden of tonen, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Eurotunnel.

(12) Niemand mag bedelen of vragen om geld of bijdragen van welke aard dan ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Eurotunnel.

(13) Niemand mag tegen vergoeding schoonmaak-, onderhouds-, pech-, pechhulp- of onderhoudsdiensten verlenen of aanbieden, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Eurotunnel.

(14) Niemand mag een vliegend apparaat (waaronder een vliegtuig, gyrokopter, modelzweefvliegtuig, vlieger, modelvliegtuig of heteluchtballon) (laten) binnenbrengen of aanwezig laten zijn in het luchtruim boven de terminal waar dit de werking of het gebruik van het tunnelsysteem kan belemmeren of verstoren, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Eurotunnel.

(15) Behalve in noodgevallen mag niemand anders dan een politiefunctionaris of een persoon die daartoe door Eurotunnel is gemachtigd:

(a) uit een shuttletrein of doorgaande trein met of zonder voertuig uitstappen of uitrijden, behalve op een perron of een andere plaats die daartoe door Eurotunnel is aangewezen

(b) de tunnels betreden of aanwezig zijn in de tunnels anders dan in een shuttletrein of doorgaande trein.

9. Verboden en beperkte goederen

(1) Indien Eurotunnel een van kracht zijnde lijst heeft gepubliceerd van goederen die Eurotunnel verbiedt in het tunnelsysteem te vervoeren of die slechts onder specifiek aangegeven beperkingen mogen worden vervoerd, mag niemand dergelijke verboden goederen of goederen in strijd met de toepasselijke beperkingen, in het tunnelsysteem brengen of laten brengen. 

(2) Eurotunnel mag dergelijke verboden goederen of goederen in strijd met de toepasselijke beperkingen uit een voertuig of het bezit van een persoon verwijderen en deze goederen opslaan en opnieuw afleveren. 

(3) Een persoon die de bepaling uit het bovenstaande lid 1) overtreedt, is jegens Eurotunnel aansprakelijk voor alle kosten die Eurotunnel maakt bij het verwijderen, opslaan of opnieuw afleveren van dergelijke goederen, naast eventuele sancties waarvoor die persoon op grond van dit reglement aansprakelijk kan zijn. Eurotunnel heeft ook het recht om zich te ontdoen van dergelijke goederen die door Eurotunnel zijn verwijderd en niet binnen drie maanden na een dergelijke verwijdering zijn opgehaald.

10. Gevonden voorwerpen

(1) Eurotunnel mag eigendommen in bezit nemen die in het tunnelsysteem zijn gevonden en die verloren lijken te zijn of niet direct in iemands bezit zijn, en mag dergelijke eigendommen onder zich houden en opslaan totdat deze worden opgehaald door of namens de rechtmatige eigenaar.

(2) Een persoon die de teruggave van dergelijke eigendommen verzoekt, is aansprakelijk voor de kosten van verwijdering en opslag ervan en voor alle kosten of heraflevering. Eurotunnel heeft ook het recht om zich te ontdoen van de gevonden eigendommen die niet zijn opgehaald binnen drie maanden nadat ze zijn gevonden en opgeslagen.

11. Brand- en veiligheidsmaatregelen

(1) Niemand mag brand veroorzaken of toelaten dat brand ontstaat.

(2) Niemand mag roken of een open vlam of vuur aansteken, maken of binnenbrengen in:

(a) een shuttletrein (al dan niet in een voertuig op een dergelijke trein)

(b) een plaats binnen vijftien meter van een opslagplaats van vloeibare brandstof, explosieven of andere ontvlambare stoffen, of

(c) een andere plaats waar een dergelijke handeling verboden is door een kennisgeving hiertoe.

(3) Niemand mag, behalve in geval van nood, een schakelaar of hendel bedienen van een roltrap, lift of ander automatisch transportmiddel voor voertuigen of passagiers, waarop of waarbij op een informatiebord is aangegeven dat gebruik uitsluitend bedoeld is voor noodsituaties.

(4) Niemand mag, behalve in geval van nood, brandblusapparatuur of andere apparatuur gebruiken die is voorzien voor gebruik in geval van nood.

(5) Niemand mag veiligheidsborden- of mededelingen negeren.

12. Dieren

(1) Niemand mag een dier meenemen in een shuttletrein of een ander deel van het tunnelsysteem, tenzij het dier wordt vervoerd en voortdurend in een voertuig verblijft of de aanwezigheid ervan anderszins is toegestaan door Eurotunnel.

(2) De eigenaar, begeleider of verantwoordelijke voor een dier, moet het dier te allen tijde onder controle houden en mag niet toestaan dat het dier een shuttletrein, voetpad, gebouw of ander deel van het tunnelsysteem bevuilt.

(3) Niemand mag een dier langer in een shuttletrein of in enig ander deel van het tunnelsysteem laten verblijven dan nodig is om het dier veilig en ordelijk het tunnelsysteem uit te brengen, nadat een politiefunctionaris of een daartoe door Eurotunnel gemachtigde persoon hem heeft verzocht het dier te verwijderen.

(4) Niemand mag dieren bij de terminal laten grazen.

13. Sancties

Een persoon die een van deze verordeningen overtreedt, is bij een veroordeling na een korte procesgang aansprakelijk voor een boete die, met betrekking tot een overtreding van de artikelen 4(1), 4(6), 4(7), 4(8), 4(11), 4 (12), 4 (13), 6 (2), 7 (3), 7 (5), 9 (1), 11(1), 11 (2), 11(3), 11 (4) of 11 (5) maximaal niveau 4 op de standaardschaal bedraagt en met betrekking tot een overtreding van de artikelen 4(2), 4(3), 4 (4), 4 (5), 4 (9), 4(10), 5(1), 5(2), 6(1), 6(3), 6(4), 6(5), 7(1), 7(2), 7(4), 7(6), 7(7), 7(8), 8(2), 8(3), 8(4), 8(5), 8(6), 8(7), 8(8), 8(9), 8(10), (8)13), 8(14), 8(15), 12(1), 12(2), 12(3) of 12(4) maximaal niveau 3 op de standaardschaal bedraagt en met betrekking tot een overtreding van enig ander artikel van dit reglement maximaal niveau 2 bedraagt.

14. Verweer

In elke gerechtelijke procedure op grond van dit reglement kan een persoon zich verweren door te bewijzen dat.

(a) hij rechtmatig gezag of een redelijke verweergrond had voor zijn daden of

(b) hij alle nodige zorgvuldigheid in acht heeft genomen en alle nodige zorgvuldigheid heeft betracht om het plegen van een strafbaar feit te voorkomen